Kinderalimentatie; de Hoge Raad geeft ruimte voor discussie in de berekening van de draagkracht

Op 16 april 2021 heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over de berekening van de kinderalimentatie. In het bijzonder is antwoord gegeven op de vraag of bij de berekening van de draagkracht altijd moet worden uitgegaan van de forfaitaire woonlast.

De berekening van de kinderalimentatie

In de wet is opgenomen dat iedere ouder verplicht is om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De berekening van de kinderalimentatie is verder niet in de wet vastgelegd.

In de praktijk wordt aansluiting gezocht bij het Rapport Alimentatienormen. Dit rapport wordt opgesteld door een Expertgroep, welke bestaat uit familierechters die zich bezighouden met alimentatiezaken. De Expertgroep ontwikkelt aanbevelingen voor de vaststelling van de wettelijke maatstaven “behoefte” en “draagkracht”. Deze aanbevelingen zijn opgenomen in het Rapport Alimentatienormen. De aanbevelingen zijn geen wet en rechters en partijen kunnen in individuele zaken daarvan afwijken.

Woonlasten en kinderalimentatie

De Expertgroep heeft in het Rapport Alimentatienormen een standaardrekenmethode opgenomen om de draagkracht van de ouders te berekenen. Een belangrijk onderdeel van de berekening is de woonlast van de ouders. Eerder is ervoor gekozen om te rekenen met een forfaitaire woonlast en niet met de werkelijke woonlasten. De reden die hieraan ten grondslag lag was de voorspelbaarheid en de rechtszekerheid. Bovendien voorkomt het dat elke verandering van de woonsituatie aanleiding geeft tot een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. Bij de berekening van de draagkracht wordt om die reden uitgegaan van een woonlast van 30% van het netto besteedbaar inkomen. De werkelijke woonlasten staan in beginsel verder niet ter discussie.

De Hoge Raad

De Hoge Raad heeft zich in een uitspraak van april 2021 uitgesproken over de forfaitaire woonlast. Uit de uitspraak kan worden opgemaakt dat er toch weer ruimte is voor discussie over de woonlasten. De Hoge Raad heeft namelijk bepaald dat als de werkelijke woonlast lager ligt dan de woonlast waarmee rekening wordt gehouden op basis van het forfaitaire systeem, er steeds moeten worden nagegaan of dit niet moet leiden tot een hoger bedrag aan kinderalimentatie.

Het belang van het kind kan hiermee gediend zijn. Het kan toch niet zo zijn dat er op basis van het systeem onvoldoende financiële middelen zijn om de kosten van de kinderen te betalen, terwijl er in werkelijk meer financiële ruimte is.

De Hoge Raad heeft dan ook geoordeeld dat steeds moet worden nagegaan of er ruimte is voor een hogere kinderalimentatie, in het belang van het kind. Indien dat het geval is, dient de rechter die hogere bijdrage op te leggen, ofwel te motiveren waarom hij dat niet doet.

Tot slot

Het is derhalve van essentieel belang dat er bij de berekening van de draagkracht van kinderalimentatie altijd wordt gekeken naar de werkelijke woonlasten. Alleen bij een kritische benadering van de woonlast kan worden gekeken of de berekening ook recht doet aan de situatie en of de belangen van de kinderen voorop staan.